Waterinjectie Twente: scheur buitenbuis ROW-2
Tijdens het webinar 'Waterinjectie Twente: scheur buitenbuis ROW-2' op 7 juli 2021 gaven Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en de Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM) inhoudelijke toelichtingen. Ook konden kijkers van het webinar vragen insturen. Tijdens het webinar konden niet alle vragen behandeld worden. Met deze vraag-en-antwoordpagina geven SodM, het ministerie van EZK en NAM alsnog antwoorden op deze vragen. Ook de antwoorden op de vragen die in het webinar zijn gegeven zijn hier nogmaals weergegeven. De vragen zijn gesorteerd op onderwerp.
Contact
Telefoon: 038 499 88 99
E-mail: overijsselloket@overijssel.nl
Bekijk de gehele uitzending van ons webinar terug op ons Youtube kanaal: Waterinjectie Twente: infosessie scheur buitenbuis ROW-2 - YouTube
SodM (zie ook webinar 41.30):
‘‘SodM houdt sinds 2010 toezicht op de waterinjectie in Nederland. Maar onze inspecteurs kennen die putten allemaal al vanuit de tijd dat dit gasproductieputten waren. SodM houdt als onafhankelijk toezichthouder toezicht of er aan de meetverplichting is voldaan. Dat is gebeurd. Metingen van de binnen- en buitenbuis, en drukverloop, allemaal onderzoeken die zijn gedaan. De resultaten daarvan kunnen wij inzien op kantoor van de NAM, en soms inspecteert SodM de locatie om te zien wat daar speelt. Dus zo hebben onze inspecteurs vanaf 2010 toezicht gehouden op de waterinjectie in Twente. Voor de toekomst heeft SodM het toezicht verscherpt. Onze inspecteurs gaan het niet meer doen zoals voorgaande jaren, zij gaan een beetje op de stoel van de NAM zitten en aan de voorkant meekijken bij onderzoeken.’’
SodM (zie ook webinar 43.00):
‘‘SodM houdt wel degelijk toezicht vooraf. Van ieder onderzoek wat de NAM doet, en bij iedere reparatie, krijgen we een meet- of werkprogramma, dat wij beoordelen voordat de NAM begint met de werkzaamheden. Tijdens de reparatie krijgen onze inspecteurs dagstaten en kijkt een team van onze medewerkers mee. Het is ook zo dat al vroeg in het vergunningstraject het ministerie van EZK een adviesvraag stelt aan SodM om te beoordelen of deze activiteiten veilig en verantwoord uitgevoerd kunnen worden, voordat de NAM ze mag uitvoeren.
De behandeling van deze casus van de breuk in ROW-2 is nu achteraf, omdat deze afwijkende meting niet aan SodM gemeld is, terwijl dat wel had gemoeten. Als er toen gemeld was, had de NAM waarschijnlijk direct de waterinjectie stilgelegd, en was het onderzoek opgestart. En zo hoort het ook.
SodM houdt nu verscherpt toezicht, en dat betekent bijvoorbeeld voor de injectie in ROW-7, dat die pas weer mag beginnen als er aan de voorkant zekerheid is dat dat goed kan, en dat het veilig kan. Dus dat betekent dat er iets aan de put moet veranderen, of het putonderzoek anders moet, en SodM moeten de zekerheid van het wetenschappelijke onderzoek hebben. Eerder zal SodM niet toestaan dat er weer geïnjecteerd wordt in ROW-7.
SodM gaat proactief communiceren met de omgeving als er nieuwe inzichten of onderzoeken zijn. Als onze inspecteurs daar duiding aan geven zal SodM dat niet alleen communiceren op haar website, maar ook proactief aan de omwonden meedelen.’’
SodM:
"In 2015 meldde de NAM aan SodM dat in de putkelder van de put ROW-7 belletjes werden waargenomen, afkomstig uit zowel de annulaire ruimtes tussen de conductor (een brede, ondiepe buis die bedoeld is om de ondiepe grondlagen te stabiliseren en beschermen) en de buitenste verbuizing (surface casing), als tussen de buitenste verbuizing en de op een-na-buitenste verbuizing (de intermediate casing). Deze verbuizingen staan niet in verbinding met reservoir. SodM heeft het onderzoek dat NAM hier destijds naar heeft uitgevoerd, beoordeeld. Sindsdien wordt dit gas door de NAM afgevangen en gemonitord. SodM houdt daarop toezicht.
De samenstelling van dit gas is zeer verschillend van het aardgas dat oorspronkelijk gewonnen werd. Het ontsnappende gas bevat geen zwavelwaterstof. Het gas is vermoedelijk afkomstig uit de ondiepere Bentheimer zandsteen en dus niet uit het reservoir. Deze zandsteenlaag bevindt zich in put ROW-07 op een diepte van 156-194 m (langs het boorgat gemeten; zie NLOG.nl). Hierdoor, en ook gezien de timing, is acht SodM het niet waarschijnlijk dat deze emissies te maken hebben met de breuk in de buitenbuis op ~1100 m diepte in 2017.
De lekkage wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Uit deze metingen blijkt dat de emissie afneemt. In 2018 was de emissie ca 70 liter per dag en in 2020 werd de emissie geschat op ca 40 liter methaan per dag. Ter vergelijk, één koe produceert ongeveer 450 liter methaan per dag. Tijdens de SodM-inspectie op 17 september 2020 werden helemaal geen belletjes waargenomen. Er is geen gevaar voor gezondheid, veiligheid of milieu. De methaan-uitstoot op jaarbasis is nu ca 15 m3, ofwel 11 kg. Wanneer de put uiteindelijk gesloten wordt, kan en moet de lekkage voor zover deze nog aanwezig is, definitief gestopt worden.
Sinds 2017 doet SodM uitvoerend onderzoek naar putemissies bij afgesloten putten. De toen al bekende emissies in de actieve waterinjectieput ROW-7 zijn tijdens dat onderzoek meegenomen. In 2018 en 2019 zijn hier rapporten over verschenen, die op sodm.nl te vinden zijn (www.sodm.nl/documenten/rapporten/2018/06/05/methaan-emissiemetingen-aan-buiten-gebruik-gestelde-olie--en-gaswinningsputten, www.sodm.nl/documenten/rapporten/2019/02/07/de-integriteit-van-onshore-putten-in-nederland ). Na afronding van het onderzoek in 2019, en voor publicatie, heeft SodM de betrokken gemeenten waar putten met (methaan) emissies aangetroffen zijn, geïnformeerd, zo ook de gemeente Dinkelland (https://gemeenteraad.dinkelland.nl/documenten/Raadsbrieven/gaslekkage-boorput-ROW2-tramweg-gemeente-Dinkelland-bijlage-2.pdf).
SodM houdt de putten die aardgas lekken, ook al is dit een zeer beperkte hoeveelheid, nauwlettend in de gaten. Dit onderwerp is reeds onderdeel van het reguliere toezicht op de waterinjectie in Twente."
NAM (zie ook webinar 18.15):
‘‘De monitoring was vooral gericht op de binnenbuis. Dit deden we door het drukverschil te meten tussen de ruimte in binnenbuis en de ruimte tussen binnen en buitenbuis. Zolang daar een verschil in zit weet je dat de binnenbuis goed is. Deze “verschilmethode” kan je niet toepassen op de buitenbuis omdat je aan de buitenkant niet kan meten. Het monitoren van de buitenbuis is dus moeilijker. Het is wel mogelijk, maar de focus lag daar niet. Ook omdat een buitenbuis eigenlijk zelden of nooit lek raakt. In Nederland is een scheur zoals bij ROW-2 nog nooit voorgekomen. Daarom lag de focus niet op de buitenbuis. Als we met de kennis van nu opnieuw naar de data kijken dan zien we een moment in 2017 waarop de breuk waarschijnlijk heeft plaatsgevonden. Dit is overigens niet zeker.
In 2017 hebben we niet gezien dat er iets niet aan de haak was. Er is geen sprake van het achterhouden van informatie of gegevens. Het is gewoon moeilijk om te zien. Met de kennis van nu concluderen we dat we het wel hadden kunnen zien. We moeten deze monitoring beter gaan doen.’’
Als jullie dit al niet hebben gezien, hoe moeten wij als buurtbewoners dan nog vertrouwen hebben dat jullie andere calamiteiten wel zien?
NAM (zie ook webinar 1:03.50):
‘‘Wij begrijpen dat hetgeen dat gebeurd is het vertrouwen geen goed doet en dat jullie je afvragen hoe wij kunnen garanderen dat er niet later weer iets unieks gebeurt.
Een 100% garantie kunnen we niet geven. Toch ga ik proberen om deze vraag te beantwoorden. De ruimte van de buis die we monitoren heeft vier kanten: onder, boven, binnen en buiten. De bovenkant wordt door ons goed gecheckt en op toegezien. Hetzelfde geldt voor de onderkant (de afsluiter). De binnenbuis wordt ook goed in de gaten gehouden. Wat we niet goed hebben gedaan en wat beter moet is de buitenbuis. Hier is de aandacht en nieuwsgierigheid van ons onvoldoende geweest. Wij hebben onvoldoende voorstellingsvermogen gehad dat dit kon gebeuren. Dat moeten wij beter gaan doen.’’
SodM (zie ook webinar 46.30):
‘‘Deze vraag kan je op verschillende manieren beantwoorden, maar één ding is duidelijk. Degene die de vergunning heeft en ook verdient aan die activiteiten, die draait ook op voor de kosten van al die verplichte onderzoeken. De NAM zal dat uitbesteden aan gerenommeerde servicebedrijven die gespecialiseerd zijn in dat type onderzoek.
SodM vindt het belangrijk dat degene die het onderzoek doet deskundig is, en dat het de stand der techniek op dit moment is, en daar zien onze inspecteurs via de eerder genoemde werkprogramma’s op toe. Dus SodM kijkt aan de voorkant mee of dat type onderzoek wel de standaard is die in de hele wereld gebruikt wordt, of liefst nog beter. Als je bijvoorbeeld kijkt naar ROW-7 dan ben je misschien op zoek naar een techniek die nog maar net op de markt is. Dus aan de voorkant kijkt SodM mee.
Uiteindelijk is SodM ook de onafhankelijke partij die die onderzoeken beoordeelt. Onze inspecteurs beoordelen: dat heeft de mijnbouwer wel of niet goed gedaan. SodM heeft daar veelal voldoende expertise voor in huis, maar indien nodig maakt SodM gebruik van internationale wetenschappelijke expertise. Daarvoor heeft SodM een onderzoeksbudget. Als inspecteurs ook maar aan iets zouden twijfelen, dan laten we de onderzoeken altijd reviewen door een ander. Het begint er mee dat de NAM de verantwoordelijkheid voelt om het goed te willen doen, en te kunnen doen, en uiteindelijk kijkt SodM mee of dat ook zo is.’’
NAM (zie ook webinar 1:08.36):
‘‘Tijdens deze bijeenkomst hadden we aantal dikke buizen op de locatie liggen. Dit waren stukken pijpleiding die ook op 1,5 meter diepte horizontaal in de grond ligt. Het gesprek ging destijds over deze pijpleiding om te laten zien hoe deze eruit ziet. Dit ging niet over de buitenbuis die de diepe ondergrond in gaat.’’
Ministerie van EZK:
‘‘Bij de beantwoording van Kamervragen in december 2019 (Aanhangsel van de Handelingen II, 2019-2020, nr. 1172) is ingegaan op het langdurige onderhoud van de injectie-installatie aan de Tramweg. De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft toen gecommuniceerd dat de metingen geen reden tot onrust gaven. Dit signaal heeft de Minister destijds van de toezichthouder, SodM, ontvangen. SodM houdt toezicht op de waterinjectie en onderhoudswerkzaamheden.’’
SodM (zie ook webinar 1:00):
‘‘In 2017 heeft de NAM het signaal over de drukken van de gescheurde buitenbuis niet gemeld aan SodM. Dat was dus nog niet bekend. Eind 2019 is de waterinjectie stilgelegd voor groot onderhoud aan de put. Dan ziet de NAM een vervorming, men kan eigenlijk met de meetinstrumenten niet diep genoeg komen. De NAM meldt deze vervorming aan de binnenbuis aan SodM. Die melding is uiteindelijk in de media gekomen: de NAM ziet een vervorming aan de binnenbuis, de NAM ziet nog geen schade, maar gaat wel verder onderzoek doen. Op dat moment is de waterinjectie ook niet meer opgestart. Met het inzicht van toen zeg je: NAM, je hebt goed gehandeld.
Pas achteraf, begin van dit jaar, werd duidelijk dat de buitenbuis gescheurd was. Dat bleek pas na onderzoek waarin ze veel tijd genomen hebben om die hele buis te onderzoeken en tot de conclusie zijn gekomen dat er een ander type schade was, en die vervorming niet het enige was. Maar op dat moment (eind 2019), met de kennis van toen was dat wel de stand van zaken.’’
SodM: Er wordt in Nederland op ongeveer 30 mijnbouwlocaties water van verschillende aard geïnjecteerd (geothermie wordt niet in deze telling meegenomen). Op dergelijke locaties kunnen meerdere putten staan. De vergunde hoeveelheid waterinjectie hangt af van de verwachte aanvoer (wordt door de mijnbouwonderneming aangevraagd in de aanvraag), en een verwachting van wat de ondergrond aankan (op basis van de beschrijvingen en berekeningen aan het ontvangende reservoir). In veel van deze locaties bedraagt de vergunde waterinjectiehoeveelheid 100-800 m3/dag. In de vergunningen voor waterinjectie in Twente is de vergunde hoeveelheid inderdaad hoger (1000 – 2000 m3/dag). In de locatie Borgsweer is deze hoeveelheid nog hoger: het equivalent van 4900 m3/dag vergund. Hierbij moet worden opgemerkt dat de daadwerkelijke hoeveelheid injectie lager kan zijn dan de vergunde hoeveelheid. Uit metingen in Twente blijkt dat de ondergrond de geïnjecteerde volumes goed aankan; de drukoploop in het reservoir laat dat zien.
NAM (zie ook webinar 22.53):
‘‘Tot voor kort hadden wij 4 putten actief. Dat was prima te doen. Recent is ROW2 definitief afgevallen. ROW7 zal in ieder geval een half jaar stilliggen. Intussen hebben wij nog twee putten. Met deze twee putten kunnen wij de oliewinning in Schoonebeek zoals die nu gaande is voortzetten. Het wordt wel kwetsbaar. Als één van de twee putten in onderhoud moet of er een meting gedaan moet worden dan moeten we half dicht. Dit hebben we ook al moeten doen om de aanvullende metingen te doen die we willen gebruiken in het nader onderzoek.’’
NAM (zie ook webinar 25.25):
‘‘Er zijn uitgebreide werkzaamheden geweest aan het bovengrondse leidingnetwerk op de locatie van de twee putten ROW2 en ROW7, aan Tramweg. Voor een heel groot deel waren deze werkzaamheden klaar en nodig om extra zekerheid te behalen dat er in die leidingen zelf niks kon gebeuren. Omdat ROW2 nooit meer in bedrijf zal worden genomen zijn deze werkzaamheden voor ROW2 voor niets geweest. De veranderingen die zijn aangebracht op het leidingnetwerk bij ROW7 kunnen nog van pas komen. Maar hiervoor zullen wij eerst moeten afwachten of ROW7 weer in gebruik mag worden genomen.’’
NAM:
‘‘In 2016 is de capaciteit van de transportleiding vanuit Schoonebeek verlaagd met zo’n 60% door het aanbrengen van een kunststof binnenleiding. Hierdoor verviel de noodzaak voor de oorspronkelijke volledige injectie capaciteit van 10 putten. Derhalve worden sinds 2016 alleen de putten op Rossum-Weerselo gebruikt. Nu hebben we nog twee putten. Met deze twee putten kunnen we de oliewinning in Schoonebeek zoals die nu gaande is voortzetten. Het totale volume aan productiewater dat we uiteindelijk willen opslaan in het Rossum veld kan geïnjecteerd worden via de twee resterende putten en ROW-7 wanneer deze weer in gebruik genomen kan worden.’’
NAM:
‘‘Het productiesysteem is zodanig ontworpen dat de totale doorzet steeds aangepast wordt aan de maximale capaciteit van individuele onderdelen van het systeem. Als bijvoorbeeld een van de twee resterende injectieputten dicht gaat, dan schakelt de rest van het systeem naar een lagere snelheid. Dit betekent een lagere snelheid van de pomp waarmee het water van Schoonebeek naar Twente gepompt wordt, een aantal olieproductie putten in Schoonebeek worden uitgeschakeld, en stoom injectie in Schoonebeek wordt verminderd.
Met de twee resterende injectie putten in Rossum kunnen we de oliewinning in Schoonebeek zoals die nu gaande is voortzetten. Het wordt wel kwetsbaar. Als één van de twee putten in onderhoud moet of er een meting gedaan moet worden dan moeten we half dicht. Daarom wilden we ROW-7 voor de zekerheid operationeel houden tijdens de recente werkzaamheden met de boortoren aan ROW-2.’’
NAM (zie ook webinar 26.55):
‘‘Wij zien niet één oorzaak. Wij zien vijf onderliggende factoren. De eerste factor is de buis. Deze was ouder en dunner dan de buizen van de andere putten die gemaakt zijn van dikker staal. Dit is iets wat meespeelt maar is geen bepalende factor. Want als gesteente gaat bewegen is daar geen enkele buis tegen bestand. De tweede factor is de kleilaag. Gesteente is gaan glijden langs een kleilaag. Zonder zo’n kleilaag zou dat niet gebeuren. De kleilaag is bij ROW2 aanwezig op de plek waar de buitenbuis is gescheurd. Deze laag zien we niet in de data van de andere putten. Dat is geen honderd procent garantie dat er geen kleilaag is bij de andere putten. De derde factor is het nat worden van de kleilaag. Als klei nat wordt, wordt het glad en gaat het makkelijker schuiven. Wij denken dat de kleilaag nat is geworden door de injectie van ROW7 een paar honderd meter verder op. Door de waterinjectie bij ROW7 wordt de kalksteen nat en ook het kleilaagje wat in de kalksteen zit. Het kleilaagje kan daardoor makkelijker gaan bewegen. De vierde factor is natuurlijk aanwezige spanning. Niets gaat bewegen zonder spanning. Er moet in het gesteente een spanning zijn om het vervolgens echt te laten bewegen. Die spanning is veroorzaakt door natuurlijke factoren die daar al miljoenen jaren zitten. De vijfde factor is geïnduceerde spanning. De spanningen kunnen zijn toegenomen door de historische gasproductie in Twente. Het samenstelsel van deze vijf factoren heeft een rol gespeeld. Het is moeilijk om aan te wijzen welke factor de belangrijkste zijn. Wat wij gaan onderzoeken is hoe de situatie er precies uitziet in ROW7. Het onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel bestaat uit dataverzameling. Dit deel is klaar. Het tweede deel uit de data-analyse. We hebben genoeg data maar we kunnen hier wel een nog diepgravende analyse op doen. Dit houdt in dat we modellen maken die we doorrekenen. Je kant dit vergelijken met een weerverwachting, zo’n soort model moeten wij ook maken maar dan van de ondergrond.’’
SodM (zie ook webinar 59.52):
‘‘Dat punt van dat vernatten is ook één van de vragen die we gesteld hebben aan de NAM. Dus dit is een hele terechte vraag. Dit is een van de punten waar in het aanvullende onderzoek van de NAM, wat nog zes maanden gaat duren, een duidelijk antwoord op moet komen. Wat onze inspecteurs wel weten is dat het kleilaagje, dat zwakke punt in het gesteente, niet is geconstateerd bij de andere putten.
Er zijn nog veel meer aspecten en vragen van SodM die in het aanvullend onderzoek onderzocht moeten worden, want je wilt dit gewoon goed begrijpen. Daarom heb je er ook echt wel zes maanden voor nodig, SodM wil alles zoveel mogelijk kunnen uitsluiten.’’
NAM (zie ook webinar 1:05.56 en 1:07.21):
‘‘Nee, deze kleilaag zit niet in het zout en staat ook niet contact met het zout. Hij zit de kalksteen zelf, aan de bovenkant van de kalksteen. Het gaat hier om de bovenste van de twee kalksteenlagen waar in Twente het productiewater in wordt geïnjecteerd. Bovenop de kalksteenlaag ligt eerst nog anhydriet, daarna kom je pas in het zout. De kalksteenlaag mag nat worden en kan hier ook tegen.’’
NAM:
‘‘De buitenbuis is gescheurd in het reservoir omdat daar veranderingen zijn opgetreden als gevolg van onze activiteiten. De kleilaag in het reservoir is nat geworden als gevolg van water injectie in naburige put ROW-7 in datzelfde reservoir. Ook zijn de spanningen in het reservoirgesteente toegenomen door de historische gasproductie. Deze veranderingen hebben zich alleen voorgedaan in het reservoir en niet daar boven. Er is dus een reden waarom de scheur juist in het reservoir opgetreden is.’’
NAM (zie ook webinar 1:09.55):
‘‘In het definitieve rapport wat wij hebben ingediend zijn 2 vervormingen ingetekend. In een eerdere versie waren er 6 aangegeven. Wij hebben 4 vervormingen in het definitieve rapport niet meer opgenomen omdat dit geen vernauwingen betreffen maar punten waarop het meetinstrument even is blijven steken. Hier is de buis niet vernauwd.’’
NAM:
‘‘In de diepe ondergrond komt klei bijna altijd voor in de vorm van een laag. Dat heeft te maken met de ontstaansgeschiedenis van de gesteenten. De lengte van zo’n kleilaag kan variëren. De kleilaag is niet gedetecteerd in de andere putten. Het verdere onderzoek zal zich richten op de spanningen in de gesteenten aan weerszijden van de kleilaag en op de krachten die uitgeoefend zijn op de buitenbuis.’’
Ministerie van EZK:
‘‘Mijnbouwbedrijven werken niet in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (hierna: EZK). De minister van EZK is het bevoegd gezag voor het geven van mijnbouwvergunningen (kijk voor meer informatie over de vergunningverlening op mijnbouwvergunningen.nl). Mijnbouwvergunningen worden niet verleend voor financieel gewin. Mijnbouwvergunningen worden verleend omdat het winnen van grondstoffen van belang is voor de Nederlandse samenleving. Olie, de grondstof die wordt gewonnen in Schoonebeek, is bijvoorbeeld belangrijk voor de basisindustrie. Deze basisindustrie is veel aanwezig in Nederland. Het winnen van grondstoffen in eigen land heeft de voorkeur boven import, vanwege de kleinere CO2-voetafdruk. Door in eigen land te winnen is Nederland ook minder afhankelijk van andere landen.
EZK neemt deel aan de oliewinning in Schoonebeek via Energie Beheer Nederland (EBN). EBN is een beleidsdeelneming van de overheid. EBN heeft een eigen directie die verantwoordelijk is voor de dagelijkse leiding. Daarnaast heeft EBN een eigen raad van commissarissen en een ondernemingsraad.
EBN neemt voor 40% deel aan de oliewinning in Schoonebeek. Dat betekent dat EBN verantwoordelijk is voor 40% van de investeringen, 40% van de opbrengst ontvangt, maar ook 40% van de kosten draagt. Over de 60% die overblijft, moet NAM vennootschapsbelasting betalen aan de staat. Oftewel, de staat krijgt zowel via EBN, als via de vennootschapsbelasting inkomsten vanuit de oliewinning. Alle inkomsten gaan naar het ministerie van Financiën en worden onderdeel van de Rijksbegroting. Via de Rijksbegroting worden de inkomsten van onder andere de oliewinning verdeeld over alle ministeries. Een deel van de inkomsten van de oliewinning vloeit dus weer terug naar EZK. De Tweede Kamer en de Eerste Kamer moeten instemmen met de Rijksbegroting.
In haar jaarverslag rapporteert EBN over de financiële resultaten van de oliewinning. De resultaten van de oliewinning zijn geconsolideerd met de resultaten van de aardgaswinning. Om een preciezer antwoord op de vraag te kunnen geven, is daarom na het webinar contact gezocht met EBN. Hierop heeft EBN de volgende reactie gegeven. EBN begrijpt goed dat deze vraag wordt gesteld. Het precieze antwoord zou uit allerlei componenten zijn opgebouwd: investeringen, operationele kosten, opbrengsten, rendement, etc. Echter, indien EBN al in staat is om hier een precies antwoord op te geven, dan kan vervolgens iedereen uitrekenen hoeveel NAM aan de oliewinning in Schoonebeek overhoudt door de simpele rekensom maken (het antwoord maal 1,5) en een inschatting van de belastingdruk te maken. Dit soort gedetailleerde informatie valt onder de bedrijfsvertrouwelijkheid van (in dit geval) NAM, zoals ook is afgedekt door de Overeenkomst van Samenwerking die voor elk samenwerkingsverband wordt afgesloten tussen operators en EBN. EBN is gehouden om deze overeenkomst te respecteren.’’
Ministerie van EZK:
‘‘Ook Twente heeft voordelen van de waterinjectie. Deze voordelen zijn misschien niet direct zichtbaar en worden voor de omwonenden van een injectielocatie overschaduwt door de overlast die zij ervaren. Deze problemen van de waterinjectie neemt EZK serieus en moeten in de toekomst beter worden geadresseerd. Wanneer de injectie in ROW-7 weer wordt hervat dan moeten de omwonenden hier zo min mogelijk overlast van ervaren. Ook bij onderhoud moet er rekening worden gehouden met omwonenden. NAM heeft al veel initiatief genomen om de overlast te beperken, maar NAM moet blijven zoeken naar verbeteringen.
Om de voordelen van de waterinjectie te zien is het nodig om groter te kijken dan Twente. Met de waterinjectie in Twente wordt de oliewinning in Schoonebeek mogelijk gemaakt. De olie uit Schoonebeek is een belangrijke grondstof voor de basisindustrie voor de vervaardiging van allerlei producten. Daarnaast profiteert iedere Nederlander, ook de mensen in Twente, van de oliewinning doordat een deel van de oliebaten naar de staatskas stromen en daar onderdeel worden van de Rijksbegroting. Zie ook het antwoord op de vraag hiervoor.
Tegelijkertijd gaat Nederland een transitie in. Het kabinet en de Tweede Kamer hebben afgesproken dat het gebruik van duurzame energiebronnen omhoog moet, zodat het gebruik van fossiele brandstoffen omlaag kan. Het doel is om het energiesysteem eerst CO2-arm en uiteindelijk CO2-neutraal te maken. Om dit doel te bereiken wil EZK met alle regio’s afspraken maken over hun bijdrage aan de energietransitie. Vragen die hierbij aanbod komen zijn bijvoorbeeld: waar is er ruimte voor zonnepanelen, welke gebieden zijn geschikt voor windmolens, en waar is de ondergrond geschikt voor geothermie? Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de activiteiten die reeds in het gebied spelen. In Twente is er al zoutwinning en waterinjectie, en daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de energie- en grondstofvoorziening. Dit totaalplaatje van de regio moet in beeld blijven bij de gesprekken over het bewerkstelligen van de energietransitie in Nederland.’’
NAM:
‘‘Deze vragen zijn als onderdeel van het verlenen van de oorspronkelijke vergunning voor waterinjectie in 2009 uitgebreid bestudeerd. Uit de bijbehorende Milieu Effect Rapportage is toentertijd gebleken dat het injecteren van het productiewater veilig kan plaatsvinden en de kleinste impact op het milieu heeft. Als onderdeel van de vergunning dient de evaluatie van de beste methode voor het verwerken van het productiewater elke 6 jaar opnieuw plaats te vinden. De herevaluatie in 2016 leidde tot hetzelfde antwoord. Momenteel wordt opnieuw gewerkt aan de periodieke herevaluatie. Hierin wordt de huidige manier van verwerken opnieuw vergeleken met alternatieve verwerkingsmethoden volgens de huidige stand der techniek. Echter, eerst zal het aanvullende ROW-2 onderzoek afgerond moeten worden.’’